dinsdag 22 september 2015

De weg loopt naar boven naar de barakken. Boven heeft de regen de grond in een moeras veranderd. Bij de bomen staan vrouwen, vullen bij een put flessen met water en wassen bekers. Ik vraag naar het kantoor. Het bevindt zich meteen links, in een barak. Twee eenvoudige burgermensen, een man en een vrouw, nemen mijn papieren in ontvangst. Nu fluisteren ze en wijzen elkaar op iets in mijn pas. Ik weet het: het is mijn geboorteplaats, Stettin, in Duitsland. Ze vragen me uit. Ik bevestig wat ze vragen. Ik ben weer in een bedelaar veranderd. Maar ten slotte hoor ik het woord:  'Het is in orde' en krijg de papieren, mijn strafregister, terug. Een vrij dikke, jonge man, een Belg, brengt me naar een barak.

Alfred Döblin, Fatale reis (Amsterdam, 1982) 79.