maandag 25 januari 2016

's Avonds keken ze naar de televisie en dronken een paar glazen port. An werd misschien een beetje dronken. Ze zat op de rand van een van de fauteuils en bungelde met haar linkerbeen op de maat van een muziekje. Drie schemerlampen belichtten hen vanuit de hoeken van de kamer. De donkerbruine, zware gordijnen waren gesloten. Margaretha had de inhoud van haar bruine leren tas op haar schoot omgekeerd en zocht iets.
De ogen van Jan Razelius gleden van het patroon van het tafelkleed in het patroon van de loper op de gebeitste vloer. Zo simpel kon het soms zijn. Het gevoel thuis te zijn. Het patroon van een tafelkleed en een loper die in elkaar gleden, pasten. Pas gewassen, bijna wit haar dat voor een pratend gezicht heen en weer schoof. Als een gordijn, ja. Beslagen, ondoorzichtige keukenramen. En een paar glazen port.

Bernlef, Sneeuw (Amsterdam, 2002) 62,63.