dinsdag 27 september 2016

Als de koeien gemolken waren, veegden mijn grootvader en ik de sneeuw van de binnenplaats. Als we klaar waren, ging hij naar zijn timmermanswerkbank en keek ik, voor ik naar school ging, of er geen sneeuw op de stenen klomp lag. Als er wel sneeuw op lag, veegde ik die eraf. De stenen klomp stond op de binnenplaats tegen de muur, naast de deur naar de gewelfde kelder, waar de aardappelen en de rapen en een paar pompoenen lagen opgeslagen. Als we de binnenplaats aanveegden, deden we dat niet altijd helemaal tot in de hoekjes, dus er was altijd het risico dat de stenen klomp onder de sneeuw zou verdwijnen. De winter was het seizoen van de verdwijningen. (...) De steen was witachtig van kleur, met hier en daar wat blauw. Het was een mannenmaat. Mij was hij te groot als ik mijn voet erop zette.

John Berger, Het varken aarde (De Bilt, 2016) 40.